geert lovink on Mon, 27 Aug 2001 14:41:01 +0200 (CEST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Uit de oude doos: dds hypertext essay (maart 1995)


(Deze tekst werd geschreven voor een hypertext-achtige floppy, uit te geven
door DDS voor een kleine conferentie over de voortgang van DDS die ergens in
de loop van 1995 gehouden zou worden. De bedoeling was dat de tekst
fragmenten met elkaar gelinkt zouden worden. Vandaar het nummer systeem.
Ciao, Geert)

Hypertekst-essay over De Digitale Stad
Door Geert Lovink, Maart 1995
versie 2.0

De lagen:

A: eigen, doorlopende tekst van geert inclusief koppen
B: zakelijke tekst over de digitale stad (redaktie: Marleen)
   voorheen: interview met Joost Flint.
C: fragmenten van interviews met Joost Flint en Rene Boomkens (gemaakt
   voor deze disk) die zijn gebleven.
D: noten, citaten, opmerkingen

A: de eigen tekst van geert

A0: Zo digitaal als het leven zelf

Een deel van het succes van De Digitale Stad is te danken aan haar
naam. De metafoor van de stad bevordert niet alleen de herkenbaarheid,
het is bovenal een productieve formule. De 'stad' trekt ideeen aan en
provoceert tot het maken van wilde plannen. Deze metafoor(8) laat het
toe dat er zowel gewerkt kan worden aan een strak, overzichtelijk plan
waarin funktionaliteit en gebruiksvriendelijk domineren, als aan een
labyrinth van stegen en straatjes waarin zich duistere, illegale,
avontuurlijke zaken afspelen. Uitsluitingsmechanismen kunnen zo niet
effectief worden doorgevoerd vanwege de doelnbewuste complexiteit van
de structuur. De onoverzichtelijkheid beschermt de bewoners tegen de
destructieve kanten van de transparantie en de alomtegenwoordigheid.
In computertermen betekent dit dat de koele, koude high-tech getemperd
wordt door menselijke uitspattingen en niet-voorziene afwijkingen.
Naast het stadhuis moeten ook de sexshop en koffieshop hun faciliteiten
kunnen aanbieden. Je kan er naar school gaan, maar ook spijbelen. De
Digitale Stad hoeft niet perse schoon en gezond te zijn. Er moeten ook
anonieme plekken zijn. Dit systeem verkeert in permanente staat van
verbouwing, inclusief hinderlijke bouwplaatsen en opengebroken straten.

A1: Geen electronisch warenhuis maar publiek domein(11).

De Digitale Stad is geen in zichzelf gekeerd winkelcentrum of
winkelpassage. Het is een publieke ruimte, die weliswaar toegang kan
verschaffen tot commerciele systemen od diensten, maar zelf geen waren
opdringt of tol heft aan de toegangspoorten. Zoals het niets kost om op
straat te lopen, moet de toegang tot De Digitale Stad ook vrij zijn. Er
heerst vrijheid van meningsuiting(3). Via de 'straat' kun je inloggen
bij andere systemen waar je voor informatie moet betalen, maar de
publieke ruimte in het Net valt daar nooit mee samen. Zodra dit
fundamentele onderscheid tussen openbare ruimte en prive niet langer
gemaakt kan worden, valt het bestaansrecht voor een Digitale Stad weg
en wordt het een computernetwerk als alle andere(4). Een Digitale Stad
kan wel 'winkelruimte'(2) verhuren, maar zal daar niet toe gereduceerd
kunnen worden. Commerciele systemen daarentegen zullen zich van nature
niet buigen over het vraagstuk of ze een 'buiten' hebben. Ze zullen
hoogstens reclame maken voor anderen, door de mogelijkheid te geven een
advertentie te plaatsen.

A8: De Digitale Stad is een metafoor.

In de literatuurkritiek is de metafoor een oeroude, edoch centrale
kwestie. Het is bij een breder publiek o.a. bekend geworden door de
geschriften van Susan Sontag. Het is aan de literatuurwetenschap deze
kennis over te planten naar cyberspace en het metafoorgebruik binnen De
Digitale Stad aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. De metafoor
van de stad verschijnt in cyberspace op een moment dat het met de stad
(Amsterdam) voorgoed gedaan is en de stad oplost in de regio.(5) Zelfs
in de reactionaire notie van de stadstaat zien we dat de stad zich
herdefinieert als een verdichte infrastructuur, waartoe ook de verre
buitenwijken, luchthavens, industriegebieden, edge cities, snelwegen,
handelscentra en randgemeentes gerekend worden. De vroegere stad
daarentegen had een duidelijke grens (en identiteit). De Digitale Stad
kan nu als teruggekeerde metafoor een zekere beschutting bieden tegen
het hoge oplossend vermogen van de nieuwe technologieen. Het heeft
naast utopische ook nostalgische trekjes. Het wil de vergane glorie van
de stad weer tot leven brengen, niet door de gebouwde omgeving van
postİmoderne facades te voorzien of de bewaking verder op te voeren,
maar door de kunstmatigheid konsekwent uit te bouwen: digitaal
constructivisme (9).

A9: Er zal bekeken moeten worden of er informatie- en
communicatiesystemen ontworpen kunnen worden, die kompleet de andere
kant opgaan en afzien van iedere metafoor(10). Als cyberspace volwassen
wil worden, zal het zich dienen te emanciperen van aardse en
historische metaforen en een eigen stelsel van regels en gewoontes
ontwikkelen, die niet langer refereert aan 'real life'. Kommentatoren
van De Digitale Stad vinden de geboden opties veelal banaal en weinig
fantasievol. Zij vinden het iets te makkelijk om de bestaande omgeving
te kopieren. Bovendien is de 'stad' iets wat je bezoekt, niet iets waar
je gaat 'wonen'. Het open karakter van een stad betekent dat er extra
moeite gedaan moet worden om je thuis te voelen en te gaan bijdragen
aan een diskussie of een andere publieke aktiviteit. Het is niet zeker
dat 'de stad' zondermeer tot een blijvende identificatie leidt.

A: De mensen zijn naar de buitenwijken getrokken. Ook de economie
verlaat de stad en organiseert zich rond de infrastructuur. Na een fase
van verpaupering zijn de binnensteden nu gehermodelleerd als koopİ en
vermaakcentra met een historische verpakking. De rol van de media in de
stedelijke herstructurering was lange tijd onzichtbaar, maar dat
verandert nu met de komst van mobiele telefoons, laptops en
bewakingscamera's en publieke beeldschermen en terminals(13). Men
begint na te denken over het gevolg van media op de ruimte om ons
heen.

A: Is de Digitale Stad een medium(17) of een forum(15)?

15: De Digitale Stad is een forum.

De Digitale Stad wil net als het politiek-cultureel centrum De Balie
zelf geen inhoudelijke standpunten innemen, maar het publieke debat
stimleren en organiseren. Het wil geen partij kiezen, maar de spelers
in een maatschappelijke kwestie aan tafel brengen. Met de vormgeving
(of 'kunst') van het debat is veel ervaring opgedaan en deze kennis
zien we in De Digitale Stad terugkeren. Door de nadruk op de
platformfunktie werd voorkomen dat het systeem voornamelijk zelf
informatie moest gaan genereren. Wat gedaan werd was het op gang
brengen van de meest diverse informatiestromen in de richting van DDS.
Informatie die veelal reeds in digitale vorm bestond en soms zelf al op
een netwerk was geplaatst.(25)

A: De Digitale Stad is een medium(17).

A17: In een evaluatie van de eerste fase van dds, getiteld "Een
stormachtig begin", staat over de "enorme mediaİaandacht" het volgende:
"Bijna alle opiniebladen en dagbladen hebben over De Digitale Stad
geschreven. Het werd zelfs onderwerp van de ingezonden brieven rubriek
van De Volkskrant en het NRC Handelsblad. Zowel lokale, nationale als
internationale omroeporganisaties hebben documentaires over dds
gemaakt. In die zin is De Digitale Stad een katalysator geweest voor
een uitgebreide voorlichting over de mogelijkheden van
datacommunicatie." Zonder al die publiciteit zou De Digitale Stad niet
zo'n succes zijn geworden. Nog steeds is het presenteren van het
project in andere media een belangrijke taak. Maar is De Digitale Stad
niet ook zelf een medium(18) dat over zichzelf kan berichten, zonder
op televisie of radio te hoeven komen?

A18: De datanetwerken maken onderdeel uit van de media in de ruimste
zin van het woord. Als nieuw medium zijn ze via technische en
ideologische schakelingen gekoppeld aan de oude media. We vinden de
radio terug in de vorm van Internet Talk Radio, video en televisie in
de Quick Time Movies, het Gutenberg Project wijdt zich aan het
digitaliseren van boeken, kranten zetten hun edities op het Net,
schilderijen worden gescand en gepubliceerd op World Wide Web,
variaties van gedigitaliseerde foto's doen de ronde. Dit is wat de
duitse mediatheoreticus Friedrich Kittler het 'mediaverbondssyteem'
noemt. Het leggen van zulke verbindingen tussen verschillende
datastromen lijkt een zuiver technische aangelegenheid. Maar achter de
keuze van de data gaan wel degelijk redaktioneel beleid schuil. Toch
vermeldt het Handboek Digitale Steden niet dat er zoiets als een
redaktie bestaat. De Digitale Stad wil namelijk niet de zoveelste krant
zijn... alweer zo'n groep die uitzendingen verzorgt. De redaktie van
computersystemen is een nog niet gedefineerd terrein. Zodra de groei
uit het netwerk is en de verbindingen zijn gelegd, keert de mediaŞeigenschap
weer terug.

B: het zakelijk gedeelte over dds

B2: Marleen Stikker in een interview van februari 1995 over de
commercialisering van dds: "We hebben al een winkelstraat en een kiosk,
waar adverteerders diverse mogelijkheden worden geboden. Bij deze
activiteiten dient men goed bekend te zijn met de 'netiquette'. Een
belangrijke regel is dat je geen ongevraagde advertenties aan mensen
geeft. Als mensen informatie willen, vragen ze deze zelf op."

B3: Joost Flint (DDS): "Formeel kan nog steeds iemand de toegang worden
geweigerd tot De Digitale Stad. We zijn een stichting met een bestuur
die een direkteur benoemt. Het beleid dat hij of zij voert is
neergelegd in spelregels. Het beleid is nu dat er vrijheid van
meningsuiting bestaat. Mensen kunnen zeggen wat ze denken. Maar we
geven fascisten niet de mogelijkheid om georganiseerd hun mening te
uiten. Men kan niet zomaar een kantoor openen. Daar ligt de grens. Maar
we laten het aan de bewoners over om een fascistische mening van
repliek te dienen. Naast fascisten hebt ook te maken met dingen die
raken aan smaad, of daar ver overheen gaan. De fascist die we ooit
hadden is trouwens niet verdwenen of verwijderd maar is een metrobouwer
geworden."

B4: Joost Flint (DDS): "De Digitale Stad is zowel een antwoord op de
dreigende vercommercialisering van het Net als een voorloper van die
trend. Het legt ook een markt open. We zijn in die zin hippietoeristen
die een ver land verkennen. Ik hoop dat De Digitale Stad een ruimte
blijft voor nietİcommerciele informatie, met gratis toegang en
faciliteiten die je in commerciele systemen niet zult tegenkomen. Het
zal prettig zijn voor mensen om te weten dat ze niet gemonitord worden.
Elke stap die je in Planet Internet zet zal geregistreerd worden. Die
informatie zal worden verkocht aan een directİmarketing bureau. Privacy
zal op een gegeven moment een issue worden."

B13: Terminals zijn interfaces tussen cyberspace en publieke ruimte.

Vanaf de start van De Digitale Stad vormden de publieke terminals een
essentieel onderdeel van het experiment. Ook mensen zonder computers
zouden toegang moeten krijgen tot het systeem. De Digitale Stad moest
zichtbaar worden, tastbaar aanwezig zijn in de materiele ruimte. De
terminals kregen dan ook een verantwoorde vormgeving mee. Het werd
aantrekkelijk gemaakt om met De Digitale Stad kennis te maken. In
Londen hebben we nog een stap verder gezet en een 'cybercafe'
opgericht waar een hele verzameling terminals bij elkaar staan en men
geholpen wordt bij het gebruik van het Net. Joost Flint (DDS): "Je hebt
op dit moment in Rotterdam een 'Internetcafe' en zoiets zou elders ook
goed lopen. Er zijn namelijk veel mensen die het eerst wel eens willen
zien en bij iemand over de schouders willen kijken. Tot nu toe hebben
de publieke terminals alleen maar een tekstinterface. We zouden liever
zien dat het een grafische interface krijgt. Het zijn nu machines waar
mensen in hun eentje achter zitten. Het lijkt ons beter om ze in een
sociale omgeving te plaatsen zoals aula's van scholen of buurthuizen.
Maar als we willen dat de terminals blijven bestaan, moet er wel geld
en energie in gestoken worden."

Joost Flint daarentegen ziet geen direkt verband tussen de
veranderingen in de openbare ruimte en de installatie van digitale
steden. "Als mensen naar de virtuele ruimte gaan omdat het op straat
niet meer veilig is, denk ik dat je meteen met De Digitale Stad moet
stoppen. Lokale overheden zien zulke systemen gewoon als een manier om
informatie te verspreiden en burgers bij het bestuur betrokken te
houden. Het is voor hen een kanaal en er wordt geen verband gelegd met
de publieke ruimte."

B 15: Joost Flint: "We konden De Digitale Stad leeg opleveren en hem
toch helemaal volzetten d.m.v. verbindingen naar reeds bestaande
informatie op het Net. De kwalitatieve sprong die De Digitale Stad
heeft gemaakt, is dat ze internet-toegang heeft gegeven aan het grote
publiek. Voor de komst van xs4all en DDS had je een systeem van
bulletinboards, die wel een mail-verbinding hebben met het internet,
maar als gebruiker belde je met een bulletinboard. Je had dan alleen
toegang tot de data die in dat systeem zaten. Bij het echte Net bel je
met een computer en ga je van daaruit naar een andere. Alle
aktiviteiten op het Net stapelen zich zo op elkaar."
Bij de platformfunktie hoort ook de voortrekkersrol(16) bij de
introduktie van het Internet aan het grote publiek.

B16: Joost Flint: "Wat voor mij het belangrijkste was in het begin
waren niet de data die we zelf aanmaakten, alswel de platformfunktie.
Er bestond zo'n grote honger om kennis te maken met het Internet, dat
systeem lam werd gelegd. Dat succes heeft allerlei groeperingen in de
maatschappij, van politici tot PTT-Telecom wakkergeschud dat er iets
aan de hand was in Nederland. Hierdoor is een horizon verlegd in het
denken van heel veel mensen. PTT Telecom dacht aan het begin van het
project: "Dat wordt niks." NL-net zei ook dat er geen markt was voor
particulieren die Internet-toegang willen. Dat is alleen maar lastig,
al die individuele mensen. Maar er bleek wel een markt voor te zijn.
PTT-Telecom is het aantal tikken gaan tellen, heeft dat geextrapoleerd
naar de hele Nederlandse bevolking en hebben gedacht: 'Dat gaan wij ook
doen.'"
De Digitale Stad is globaal in z'n verbindingen, nationaal wat betreft
de taal en lokaal wat z'n uitgaansinformatie. In de eerste fase
overheerste uiteindelijk de globale mogelijkheden. Joost Flint: "De
Digitale Stad heeft een lokale funktie, maar ik denk niet dat die in
het begin minder van belang is geweest. Zo is iedereen het er over
eens dat de communicatie met politici in de eerste 10 weken mislukt is.
Maar dat vond niemand erg. Het experiment was gelegitimeerd door het
feit dat er lokale verkiezingen gehouden werden. De kloof tussen
burgers en de lokale overheid was het enige argument om geld te geven.
Als we gezegd hadden dat het goed zou zijn dat iedereen kennismaakt met
het Internet, dan waren we nu nog aan het argumenteren. Mog een jaar
geleden wilde de nationale overheid geen informatie op het Internet
ter beschikking stellen en hun post niet op die manier versturen. Dat
is nu anders."

B19: De Digitale Stad is een bedrijf.

Joost Flint: "Voor mij is De Digitale Stad geen medium en heeft het
ook geen redaktie. Het heeft wel een bedrijfsleiding. De metafoor van
de stad is soms verwarrend. Het systeem is zo je wilt niet demokratisch
georganiseerd. Het is een projekt dat bijna als een bedrijf geleid
wordt. De groep die het draait bepaalt vooral de randvoorwaarden ('niet
hoger bouwen dan 1MB...'). Maar wij willen niet bepalen welke
informatie waar terecht komt. De Digitale Stad heeft wel een
burgemeester. Dat begon als een scheldwoord. De direkteur van een
bedrijf werd door de buitenwereld gezien als de voorzitter van
demokratisch orgaan. De media hebben nu eenmaal een woordvoerder nodig
en Marleen Stikker is inderdaad de intiatiefneemster. Maar nu stoort
zich niemand meer aan die betiteling. Ze heeft een positie in het
geheel die best legitiem is. Net als een burgemeester heeft Marleen een
tevens soort ambassadeursfunktie."

B20: De Digitale Stad is van niemand(20).

Joost Flint (DDS): "De Digitale Stad is nu een stichting, maar het is
opgezet vanuit de Balie en Hacktic, die er net als de gemeente
Amsterdam, ook geld in hebben gestopt. 99% van de mensen die gebruik
maken van zo'n gratis faciliteit vinden het alleen maar prachtig en
bestrijden het absoluut niet dat DDS eigendom is van De Balie en
Hacktic, die al die apparatuur hebben aangeschaft en er zoveel energie
in hebben gestopt om het mogelijk te maken. Een klein deel vindt dat
zij als gebruikers het laatste woord over hebben. je kan toch een
faciliteit creeren die mensen toegang tot informatie geeft, zonder dat
ze daarmee delen in het eigendom? Ik lees de krant, maar betwist niet
de eigendom van die krant. Ik ga naar de bibliotheek, maar voel me daar
geen eigenaar van. Het is vervelend als een kleine groep gaat betwisten
dat jij de zeggenschap hebt over een faciliteit die gratis is. Wij
vinden het op dit moment prettig om met een kleine groep mensen het
beheer te voeren."

B21: De Digitale Stad is (g)een virtuele gemeenschap.

De Digitale Stad heeft een leeg centrum, met daar omheen zgn.
'virtuele gemeenschappen' (zoals Howard Rheingold die beschrijft in
zijn gelijknamige boek). Maar het is zelf geen groep met een herkenbare
stijl. Joost Flint (DDS): "De mensen die DDS runnen voegen niet zozeer
inhoud aan het systeem toe. Wij creeren mogelijkheden, nieuwe
faciliteiten waar gemeenschappen vervolgens gebruik van kunnen maken.
De Digitale Stad heeft bewoners en die komen overal vandaan. De
bewoners bij elkaar vormen een gemeenschap of meerdere. De
Amsterdammers vormen gezamelijk de stad, maar ze hoeven niet uit
Amsterdam te komen en hoeven niet met elkaar een gemeenschap te vormen.
Je kan communities hebben rond verschillende thema's. 'dds.dds' is een
zo'n vaste discussiegroep, waar zich de rest niet mee bemoeit. Zij
houden zich elders op, bijvoorbeeld in De Metro, een eigen community
met z'n eigen metroverslaafden en z'n eigen afkickcentrum. Toch vormen
ze samen de bewoners van De Digitale Stad."
Bewoners kunnen niet gedwongen worden te discussieren en dan maar hopen
dat ze wat met elkaar krijgen. De virtuele gemeenschappen die ontstaan
zullen zich dan ook zeker in het begin, in de schaduw van het systeem
ophouden. Communicatie kan niet van bovenaf worden gepland en ook een
aantrekkelijke vormgeving biedt geen garantie.
Joost Flint: "In het begin dachten we dat nieuwsgroepen goed waren,
omdat ze mensen de mogelijkheid gaan om te discussieren. Maar dat wordt
helemaal niet zo ervaren omdat ze te openbaar zijn, een soort open
microfoon. Dan krijg je niet de meest zinnige kommentaren. Het zijn
toch bepaalde types die de microfoon grijpen. Ze roepen maar wat en
creeren bepaalde posities die volstrekt onvruchtbaar zijn voor een
communicatieproces in zo'n ruimte. Dan merk je dat mensen de zaal
verlaten en dat gebeurt ook in de virtuele ruimte. Het cafe is net zo'n
geval. In het begin hing daar de zweem omheen dat je daar fantastisch
met elkaar kon babbelen. Maar dat type techniek (IRC) blijkt bepaalde
mensen macht te geven over die communicatie die door anderen niet als
prettig ervaren wordt. De Metro is veel socialer, waarin mensen veel
meer elkaar helpen hoe je je door zo'n metro verplaatst. Je geeft iets
weg aan anderen: je maakt iets en dat overkomt anderen. De huizenwijk
biedt weer een andere mogelijkheid tot communicatie. Daar tref je dus
ook andere mensen aan."

C: De overgebleven interview fragmenten cq. noten

C12 De Digitale Stad is een vorm van openbare ruimte.

Rene Boomkens: "Ik hoorde voor het eerst over een verband tussen de
opkomst van de computer en de verandering van de stad in het kader van
de herstrukturering van de Rotterdamse haven, die computergestuurd zou
gaan worden. Het laden en lossen zou een ander karakter krijgen,
bepaalde geluiden zouden verdwijnen. Dat liep van de duwbakboot tot de
glasvezelkabel, die de stad zou gaan transformeren.
Het vraagstuk van de stedelijke openbaarheid is van recente datum. De
vrees dat de openbaarheid zou verdwijnen speelt zo'n dertig jaar. In
het jaar 1962 verschenen er twee boeken: 'Death and Life of Great
American Cities' van Jane Jacobs en 'Strukturwandel der
Oeffentlichkeit' van Juergen Habermas. Beiden gaan over hetzelfde,
alleen heeft Habermas zich een ideaaltype van een openbaarheid
geschapen, die in de 18de eeuw zou hebben bestaan, een literaire
openbaarheid onder burgers. Jabobs legt meer de nadruk op het
verdwijnen van een bepaald soort sociale controle in een nog min of
meer overzichtelijke stad. Het gaat haar om de bakker en de groenteman,
reele netwerken van vervoer, manufactuur en handel die wegvallen. In
Duitsland zie je dat het thema van de openbaarheid in het cultureel
de V.S. de stad centraler komt te staan."

C22: De Digitale Stad legt sociale verbanden.

Rob van der Haar: "Het belangrijkste van een echte stad zou ook wel
eens het belangrijkste aspekt van een virtuele stad kunnen zijn: het
ontmoeten van andere mensen, het opgaan in de massa, het vinden van
gelijkgestemden, meningen uitwisselen of gewoon gezellig ouwehoeren.
Een omgeving komt pas tot leven als er andere mensen aanwezig zijn."
Maar... "het begint allemaal bij het individu. Ieder mens is uniek,
niet alleen qua uiterlijk maar ook qua karakter. In de echte wereld is
die uniekheid iets wat onlosmakelijk aan een persoon verbonden is maar
in een virtuele wereld zal dit verband kunstmatig tot stand moeten
worden gebracht. Wanneer er meerdere mensen in dezelfde omgeving
aanwezig zijn dan ontstaat de behoefte om onderscheid te kunnen maken."
Het mag niet bij flaneren of surfen blijven. Er moeten verbindtenissen
ontstaan, die het vrijblijvend shoppen van informatie te boven gaan.
"Een virtuele omgeving waar alleen maar individuen rondzwerven mag je
eigenlijk niet sociaal noemen. Wanneer deze individuen zich van
elkaars aanwezigheid bewust zijn, ze met elkaar in kontakt kunnen
treden en samen dingen kunnen ondernemen kun je spreken van een sociale
virtuele omgeving. Hoe staat het dan met rechten en plichten? Hebben
de bewoners van een Digitale Stad verantwoordelijkheden ten opzichte
van elkaar? Is er net als in de echte wereld sprake van sociale
kontrole en etiquette? Die andere mensen zijn leuk en aardig maar wat
als ik me even terug wil trekken? Heb ik dan ook privacy? En vooral hoe
komt dit alles tot uiting in de interface?"

C23: De Digitale Stad is een experiment.

De Digitale Stad zal altijd kinderziektes hebben. Het Net is een
'instabiel medium'(Vİ2) dat zich voortdurend vernieuwt. De gebruikers
zullen daaraan moeten wennen. De permanente upgrading zorgt er aan de
andere kant ook voor dat de bewoners nieuwsgierig blijven en terug
zullen keren naar het systeem. Of zoals Maarten Haijer zegt:
"Karakteristiek voor een echte stad is de diversiteit, de levendigheid
en de voortdurende ontmoeting met het nieuwe en het onbekende." Joost
Flint (DDS) vermoedt dat de interface telkens zal veranderen. "Het zal
steeds persoonlijker worden. Misschien kan je straks aangeven wie je
als vriend beschouwt, zodat je bekenden kan zoeken in de stad. Of dat
je kan zien waar het druk is. Een stad die overdag anders is dan 's
nachts. De opvolgers van Netscape zullen het veel gemakkelijker maken
om bewegend beeld te laten zien. Voorlopig zal het Internet en De
Digitale Stad nog via de telefoon binnen blijft komen en bewegend beeld
zal gaan bieden en er mogelijkheden tot uitzenden komen."
Rob van der Haar wil dat de navigatie verbeterd wordt. "Bij het
ontwerpen van een plattegrond voor een Digitale Stad zou je
bijvoorbeeld betekenis kunnen geven aan richting en afstand. Het
noorden zou kunnen staan voor koel en zakelijk, het zuiden voor warm en
vrolijk, het oosten voor wijsheid en verweg en het westen voor
consumeren en dichtbij. Dingen die in het centrum van de stad liggen
staan bijvoorbeeld voor; grote doelgroep, lokaal, bekend, bereikbaar en
oud. Naarmate je verder van het centrum afgaat verandert de betekenis
in; kleinere doelgroep, nationaal, onbekend, minder bereikbaar en
nieuw. De gebruiker kan op deze manier twee cafes van elkaar
onderscheiden door hun plaats op de kaart met elkaar te vergelijken."

C24: Meer media betekent niet meer demokratie

Rene Boomkens: "Zolang je denkt dat je de demokratie kan
perfectioneren door middel van zo'n experimenteel instrument als De
Digitale Stad, moet je dat blijven doen. Maar het experiment moet wel
getoetst worden. Als het experiment alleen maar verdubbeling en
herhaling oplevert van datgene wat zich in de reele ruimte afspeelt,
ben ik geneigd de plug eruit te trekken. Nu dumpt men vooral berichten
in de virtuele ruimte om te kijken of er respons komt."

Joost Flint (DDS): "Mensen worden niet alleen samengebracht via dit
medium, maar gaan ook uit elkaar. Alle rottigheid en vreugde van het
gewone leven, zul je ook in De Digitale Stad terugvinden. De
communicatie verloopt heus niet beter of slechter, hooguit anders. Aan
de andere kant kun je ook niet zeggen: omdat mensen mensen zijn moeten
we dit medium maar niet ontwikkelen. Ik denk ook niet dat het Net nog
kan worden teruggedraaid. Vanuit een onervarenheid wordt er teveel
macht aan de machines toegedicht. Zowel de angst als de utopisch
gejubel geven aan het medium nog niet volwassen is."
Rene Boomkens: "De virtuele ruimte kent nu alleen nog een strijd om de
toegankelijkheid, maar straks zal het vooral om de ordentelijkheid
draaien. Het stoort een aantal mensen dat de vrije jongens, zowel de
handelaren als de krakers, de eersten waren die bezit hebben genomen
van dit medium. Men zal zich ook gaan realiseren dat de virtuele
ruimte, net als alle andere dingen, afhankelijk is van de financiering
ervan. Om de grote investeringen terug te halen zou het er op neer
kunnen komen dat de wetmatigheden van de risiko-maatschappij (Ullrich
Beck) ook voor communicatiekanalen opgaan en we een eersterangs- en
tweederangs toegang tot het Net krijgen. Terwijl aan de ene kant de
ideologie nog steeds positief staat tegenover over de verzorgingsstaat,
wordt er aan de andere kant behoorlijk afgebroken. Steeds minder
collectieve middelen zullen voor individuele gedragingen aangesproken
kunnen worden en dat zal ook gelden voor de toegang tot het Net."

D: secundaire tekst, noten, citaten, uitwijdingen

D5: Rob van der Haar is een van de ontwerpers van de interface voor De
Digitale Stad 3.0. In een lezing getiteld 'De Stad als metafoor' stelt
hij: "Waarom zou je een elektronische omgeving de naam 'Digitale Stad'
meegeven? In eerste instantie omdat het kan dienen als metafoor, het
verklaart onbekende dingen aan de hand van bekende dingen.(7) Het
gedrag van de elektronische stad zal dus min of meer aan moeten sluiten
bij het beeld (mentaal model) dat de doelgroep heeft van een echte
stad.(6)
Dit wil niet automatisch zeggen dat een Digitale Stad een exacte kopie
moet worden van een echte stad. Integendeel, fantasiesteden zoals
Disneyland en symbolische steden zoals 'the Legible City' van
kunstenaar Jeffrey Shaw spreken veel meer tot de verbeelding. Op
sommige punten mag een Digitale Stad best afwijken van het
verwachtingspatroon van de gebruiker, verrassingen en ontdekkingen
nodigen juist uit om de stad vaker te bezoeken."

D6: Een typerende omschrijving van een stad gaf stedebouwkundige Niek
de Boer: "Grote stadscentra zijn nog steeds de brandpunten van
stedelijk leven, van sociale, economische, wetenschappelijke en
bestuurlijke activiteiten. Ze ontleden hun bijzondere betekenis aan de
concentratie en de veelzijdigheid van voorzieningen en instellingen.
Mensen komen er in contact met mensen, met producten, met ideeen en met
historie. Dat gebeurt vrijblijvend, georganiseerd, spontaan,
geinstitutionaliseerd. Het gebeurt in theaters, winkels, banken, musea,
academies, beurzen, cafes en in talrijke andere instellingen en het
gebeurt in de openbare ruimte, op pleinen, in straten, op terassen, op
markten, in parken." (In: Niek de Boer, Strategische plekken in
Amsterdam)

D10: Zou cyberspace een 'negatieve omgeving' moeten worden? Niet langer
kopie of simulatie van een vergaan origineel, geen deconstructie van
vroegere mediawerelden, maar een radikale contructie van de
negativiteit, op digitale grondslag.

D11: In 'De Stad als Publiek Domein' (Wiardi Beckman Stichting, 1989)
stelt Maarten Hajer: "Vroeger was de fysieke verschijning op straat
een zeer wezenlijk onderdeel van het dagelijks leven. Onze samenleving
is zich echter steeds meer van dit publiek domein gaan afkeren. De
openbare ruimte heeft veel van haar aantrekkelijkheid verloren. Zij is
steeds meer geassocieerd geraakt met criminaliteit, onveiligheid en
onbeheersbaarheid. De openbare ruimte is de plaats waar de problemen
van een samenleving zich manifesteren en het grote publiek mijdt de
'visuele' confrontatie met de verslaafden en daklozen."(14)

D14: Zie het boek van Mike Davis, 'A City of Quarz' en zijn bijdrage in
de bundel 'Variations on a theme park' (red. Michael Sorkin) waarin
Mike Davis onder de noemer van 'The Militarization of the City'
schrijft over 'enclosed communities' (de urbane variant van de virtual
communities?), de 'invisible Haussmannization' (van het Net?) en de
'fortress city' die 'systematically turned inward' is en waar de
'invisible agora' al een feit is (ook zonder Digitale Stad).
In 'Variations' staat o.a. ook de geschiedenis van de shopping mall,
een beschrijving van de nu failliete exopolis Orange County, een
kritiek op de sociale ideologie van Sillicon Valley (waarin de term
'digital city' valt!), de gentrification van de Lower East Side
(Manhattan) en een verhaal over de 'analoge stad' in Montreal, een
'skyway' en ondergronds gangenstelsel zodat men niet langer op straat
hoeft te lopen.

D25: De Digitale Stad ziet zichzelf nadrukkelijk als een een soort
schakelcentrum: "Er is gekozen voor een open besturingssysteem,
waardoor koppelingen gelegd kunnen worden met vele andere initiatieven
op het vlak van informatie technologie. De Digitale Stad heeft daardoor
een intermediare functie gekregen die partijen met elkaar in contact
brengt, aansluitend op de ontwikkeling om computersystemen steeds meer
op elkaar af te stemmen." (Uit: "De Digitale Stad, Sociale bouwstenen
voor een electronische samenleving.").







______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).