Patrice Riemens on Fri, 30 Dec 2016 21:27:03 +0100 (CET) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
[Nettime-nl] Ippolita Collectief: Internet: De democratische Illusie (II.10) |
Ippolita Collectief Internet: De Democratische Illusie. Hoofdstuk II Van massa naar convivialiteit: een kwestie van schaalHet Internet is helemaal geen enkelvoudig en makkelijk te beschrijven objekt, maar vertoont een overdaad aan gevarieerde en afzonderlijke aspecten. Later zullen wij terugkomen op de historische en geopolitieke achtergronden van deze complexiteit. Eerst willen wij het licht laten schijnen op de technische kennis en de procedures zonder dewelke het Internet nooit tot stand had kunnen komen.
Kennis van de materiele fisika is noodzakkelijk om de steeds efficienter, maar tegelijk ook steeds kleinere computers te fabriceren. De technologie van onderzee kabels, die van satellieten, van mobile telefoons, enz. wordt alsmaar betrouwbaarder en levert steeds hogere prestaties. Al deze dingen, en nog veel meer, vormen de ruggengraat en het zenuwstelsel van de computer netwerken. Daarbij moet ook theoretische kennis gerekend worden, met name verschillende takken van de wiskunde, zoals topologie en grafentheorie [*]. Deze theorieen stellen in staat om vele processen en structuren te schematiseren, en in sommige gevallen ook kwantitatieve data analyses uit te voeren met behulp van algoritmen. Het is dankzij deze methodes, en op basis van profilering, dat de aanbeveling-systemen functioneren die ons de lektuur van deze of gene boek, of het zien van deze of gene film suggereren. En de tikfouten die wij maken bij onze zoekopdrachten weten zij meteen ook te corrigeren. Laten we nu echter terugkeren tot strikt materieele en instrumentele aspecten. Om toegang te krijgen tot digitale netwerken zijn heel ingewikkelde apparaten nodig die nooit zouden bestaan als er niet voorafgaand heel veel onderzoek er aan was besteed, verzilverd met kolossale investeringen. Om niet te spreken van het delven van zeldzame metalen die vaak alleen, en dan nog maar in geringe hoeveelheden, aangetroffen worden in konflikt-landen of gebieden zoals Oost Congo. Wij moeten ook de ontregeling door automatisering en de verhuizing van de productie naar goedkopere lonen landen (waar arbeiders ook nog eens uitgebuit worden) daarbij niet vergeten. Om computers te produceren moet er tenslotte op wereldschaal gehandeld en getransporteerd worden, en om computers te verkopen moet er nog flink wat reklame inspanning tegenaan worden gegooid ...
De kritische aanpak van Ivan Illich kan goede diensten bewijzen bij het analyseren van deze technologieen. Hij heeft het in dit verband over industrieele contra-productiviteit. Voorbij een bepaalde punt verliest een technologie haar nut; en boven een bepaalde schaalgrote wordt ze ronduit schadelijk. Dat schadelijk aspect van technologieen heeft vooral te maken met 'negatieve externaliteiten', dat wil zeggen de nadelige gevolgen van de aanwending ervan. Met deze gevolgen wordt zelden vooraf rekening gehouden. Die worden namelijk vaak verhuld achter het schijnbaar gemak van de beschikbaarheid, het gebruiksgemak en de brede verspreiding en accetatie, of meer in het algemeen, de 'radikale monopolie' positie die zo'n technologie vaak snel verwerft. Men vergeet dan dat diversiteit iets goed op zich is en dat het menselijk leven gebaseerd is op individuele behoeften en verlangens.
Illich besprak het nu klassiek geworden voorbeeld van stedelijke mobiliteit. Als iedereen in de auto stapt wordt het te voet gaan een gevaarlijke onderneming, ook al moeten alle auto's langzaam rijden vanwege de congestie. De auto, die immers gemaakt is om zich snel te verplaatsten, maakt dan haar doelstelling niet waar. In de stad zijn verplaatsingen per fiets doorgaans sneller, goedkoper en belasten het milieu veel minder dan de auto.
Vandaag de dag zijn de meeste mensen het met deze stelling eens - althans in theorie. Het zijn dus niet meer alleen mensen die zich om het milieu zorgen maken die dat vinden. Helaas kan niet hetzelfde gezegd worden wanneer het om informatie technologie gaat. Zodra iemand twijfels over die technologieen uit, is er snel sprake van achterlijkheid, conservatisme, angst voor de vooruitgang, luddisme of zelfs van een wens om terug te gaan naar het stenen tijdperk. Deze vorm van aanval-is-de-beste-verdediging is waarschijnlijk terug te voeren op het bekerend, bijkans messias-achtig te noemen propaganda voor deze technologieen: vragen stellen bij de globale digitalisering is dus vloeken in de kerk.
Elias Canetti voorziet ons hier weer van de denk elementen om deze systematische oppositie mechanisme te begrijpen: de massa wil wie er nog niet bij zit binnenhalen: het moet die mensen dus wel kunnen bereiken. De massa ziet alles wat haar progressie in de weg staat met lede ogen aan, en ontwikkelt nogal snel een vervolgingssyndroom. Deze vindt zijn oorsprong aan twee kanten: agressie van buiten, waardoor het eigen gelijk alleen maar verder gesterkt wordt (zo wordt de kritiek van de mainstream media meestal gevoeld), en de tegenstand van binnenuit, die veel gevaarlijker is, omdat sommige onderdelen van de massa dan weglopen. Zij die het schip verlaten worden uiteraard voor verraders uitgemaakt, en hun individuele keuze gelijk gesteld met chantage of moreel verval. De massa is en blijft een fort dat van binnen èn van buiten belegerd is.
Als wij de kloof die er bestaat tussen kennis en technisch kunnen willen dichten, moeten wij eerst erkennen dat 'minder' misschien nog zo gek niet is. 'Small is beautiful!' riep Schumpeter al. Wij moeten gewoon de tijd nemen om te leren en ons herinneren dat 'vrijheid' niet per se productief is. Het klopt dat zij, in sommige gevallen creatief kan zijn. Daarvoor moet ze nooit door 'competitie' geobsedeerd worden. Het is natuurlijk heel goed mogelijk om 'conviviale technologieen te ontwikkelen, maar ze kunnen slechts alternatieven bieden, en niet 1 op 1 equivalenten, op de oversized industrieele produkten.
(citaat) ....................Convivialiteit is individuele vrijdom dat gerealiseerd wordt binnen de productie-verhoudingen in een maatschappij dat voorzien is van effectieve instrumenten. Wanneer een maatschappij, welke ook, de convivialiteit terugdringt tot onder een bepaald nivo, wordt zij overgeleverd aan een gevoel van een manco, want geen enkele overdaad aan productie zal ooit de behoeften en de verlangens tot het oneindige gecreerd zijn, kunnen bevredigen [1](**)
.....................De kwestie van schaal is buitengewoon belangrijk. Zodra een bepaalde schaal overscheden wordt ontstaat de noodzaak om een hierarchie aan te brengen om de machines te kunnen beheren, alsook de protocollen, de kabels, de zoekprocedures, de presentatie en vormgeving, en de data-opslag. En ook de relaties tussen wat tot het menselijke soort behoort en wat niet, en tussen de levenden en de doden. Wie controleert dan de bemiddelaars, dat is de vraag. Als wij ons vertrouwen verpanden aan grootschalige bemiddelende instrumenten om een vrijere en democratischere wereld op te bouwen, dan moeten wij als consequentie ook het bestaan accepteren van een zuiver op blind vertrouwen in de technologie gebaseerde hierarchie.
Kennis dat opgeslagen ligt buiten ons eigen lichaam (brein?), in de Big Data (Cloud?) is een wangedrocht! Echt nuttige kennis is niet uitruilbaar en ook niet te outsourcen. Big Data is geen bewuste entiteit, het is evenmin de 'code' van de goede maatschappij (van de toekomst). Nicholas Carr denkt dat het Internet mensen dom maakt [23]. Wij zouden liever stellen dat een overdaad aan commercieele technologieen ons cognitieve capaciteiten doet krimpen, doordat het sommige van onze denkmechanismen die anders prima werken vervangt door hulpstukken. Nochthans is het mogelijk om op een geheel andere manier gebruik te maken van communicatie en informatie technologie. Zij kan wel degelijk bijdragen aan de verruiming van onze competenties net zoals muziek, de kunsten en uiteraard ook de wijsbegeerte dat kunnen. En ze stellen ons in staat dat spelenderwijs te doen. Kennis kan dan geobjectiveerd worden, uitgewisseld, aangeleerd, vertaald en zodoende op verschillende nivo's gedeeld worden. Maar daar aan voorafgaand moeten we wel bewust zijn van ons zelf en van wat we waard zijn. Wij moeten zorg besteden aan de manier waarop wij ons ontwikkelen en het verhaal over ons zelf presenteren.
In tegenstelling tot het totale, maar van iedere reflexie gespeende geheugen die opgeslagen wordt op silicium dragers worden wij (zelf) wat wij zijn, en bouwen wij onze eigen identiteit op door een proces waarbij wij telkens weer een deel van onze kennis vergeten. Wij raken ons geheugen kwijt, en bouwen die weer op, op dezelfde manier als onze essentiele levensprocessen zichzelf voortdurend herbouwen door autopoiesis. Maar als wij daarentegen geheel geautomatiseerd met een oneindig aantal gegevens aan de slag willen, in plaats van slechts een beperkt aantal mensen te (kunnen) kennen, en te (kunnen) beschikken over een beperkte hoeveelheid middellen en informatie, dan ontstaat er van zelf een vorm van gelijkschakeling. De megamachines moeten gevoerd worden. Die werken met oorzaak-gevolg verbindingen, gevolgtrekkingen, allemaal van kapitalistiche of dictatoriale snit, met verslaving, uitbuiting en onmacht tot gevolg. Gebruikers worden daarin tot consumenten of loopjongens (v/m) gereduceerd. Wij herhalen het nog eens, voor de ijverige verdedigers van 'communities': het is een kwestie van schaal en niet alleen van eigendom!
(citaat) ...............Het gemmenschappelijk bezit van productiemiddellen veranderd aan deze toestand helemaal niets en legt alleen maar de voedingsbodem voor een dwingelandij van het stalinistische soort. Daar tegenover stelt Illich het recht voor iedereen om de productiemiddellen te gebruiken binnen een niet-oedipische, conviviale maatschappij. Dat houdt in: het meest uitgebreid mogelijk gebruik van machines door het grootst mogelijk aantal mensen, het opvoeren van het aantal kleine machines en het geschikt maken van grote machines voor kleingebruikers, het uitsluitend verkopen van losse machine elementen aan de gebruikers-produceerders [die decenia later 'prosumers' gingen heten ...-PR] die de machines dan zelf in elkaar mogen zetten, en het afschaffen van specialistische kennis en van het monopolie (erop) van experts. [3]
----------- [1] Ivan Illich, Tools for Conviviality (1973) [2] Nicholas Carr, Is Google Making Us Stupid?What the Internet is doing to our brains. The Atlantic (Magazine) July-August 2008. [3] Gilles Deleuze, Felix Guattari, Anti-Oedipus, Nederlandse editie 2008 (deel 1 van Kapitalisme en Schizofrenie). Oorspronkelijke Franse editie 1972
........... [*] https://nl.wikipedia.org/wiki/Grafentheorie[**] Ik heb, met enige moeite, het originele Engelse text weten te traceren. Daar luidt het passage als volgt: "I consider conviviality to be individual freedom realized in personal interdependence and, as such, an intrinsic ethical value. I believe that, in any society, as conviviality is reduced below a certain level, no amount of industrial productivity can effectively satisfy the needs it creates among society's members."
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Nou, dat was het dan weer voor dit jaar! Misschien beginnen wij er volgend jaar weer aan, wie weet.Ondertussen wens ik iedereen een 'Gute Rutsch', en op naar the year of living dangerously, oftewel tweeduizendzeventien!
kijk m'n plant es! Die bloeit in november! http://kre8.home.xs4all.nl/4-patriceR/pink/plant.png ______________________________________________________ * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet * toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een * open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek. * Meer info, archief & anderstalige edities: * http://www.nettime.org/. * Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).