Jos de Mul on Mon, 4 May 1998 17:41:14 +0200 (MET DST) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
nettime-nl: POLITIEKE PARTIJEN EN ICT: FUNDAMENTELE REFLECTIE ONTBREEKT |
Onderstaande artikel verscheen onder de (naar onze mening iets te neutrale) titel "Techniek is niet neutraal" in de Bijlage Letter & Geest van het dagblad Trouw van zaterdag 2 mei j.l. P.H.A. FRISSEN J. DE MUL POLITIEKE PARTIJEN EN ICT: FUNDAMENTELE REFLECTIE ONTBREEKT Dat de informatie- en communicatietechnologie (ICT) een cruciale factor is geworden in onze samenleving is langzamerhand ook doorgedrongen tot de politieke partijen in ons land. In de verkiezingsprogramma's van PvdA, VVD, CDA en D66 wordt in vergelijking met vier jaar geleden behoorlijk wat aandacht aan dit onderwerp besteed. Zelfs de kleine christelijke partijen, die traditioneel niet voorop lopen bij technologische innovaties, staan in hun programma's een moment stil bij de nieuwe media van informatie en communicatie. Opvallende achterblijvers op de elektronische snelweg zijn de grote winnaars van de gemeenteraadsverkiezingen, de Socialistische Partij en Groen Links, die geen enkele, respectievelijk marginale aandacht aan het onderwerp besteden. De programma's zijn over informatietechnologie opvallend eensgezind. De politieke partijen willen zonder uitzondering het gebruik en de verdere ontwikkeling van de bestaande technische mogelijkheden bevorderen. Beleidsterreinen die naar de mening van de partijen bijzondere aandacht verdienen zijn economie en onderwijs. Op het gebied van de economie verwachten zij dat de informatietechnologie de productiviteit zal vergroten en de concurrentiepositie versterken. Dat neemt overigens niet weg dat, als het om infrastructuren gaat, het 'asfalt- en betondenken' bij de politieke partijen blijft domineren. Wat het onderwijs betreft leggen de partijen de nadruk op het scholen van de jonge generaties en op de ontwikkeling van de kennis-infrastructuur. Zij zien de informatietechnologie ook als een middel om de groeiende kloof tussen burger en politiek te verkleinen. De PvdA spreekt in dit verband zelfs van grootschalige experimenten. Veel concreter worden de programma's echter niet. Dat geldt al zeker niet voor de reservering van middelen om alle ICT-voornemens te realiseren. Terwijl het toch voor de hand zou liggen een substantieel deel van de ICES-gelden niet te bestemmen voor de verplaatsing van atomen via wegen en spoorlijnen, maar voor de verplaatsing van bits. De tien miljard die voor de Betuweroute zijn begroot zou zeer rendabel in de elektronische infrastructuur kunnen worden gestoken. Minstens zo opvallend als de afwezigheid van een financiële onderbouwing van de goede voornemens ten aanzien van de informatietechnologie is het ontbreken van enige reflectie op de maatschappelijke gevolgen ervan. Een beoordeling van de wenselijkheid van deze gevolgen treffen we alleen aan bij de kleine christelijke partijen, die erop wijzen dat het Internet een domein is van (kinder)porno, vreemdelingenhaat, gokverslaving en godslastering. De andere partijen juichen de ontwikkeling van de informatietechnologie zonder enige reserve toe. Vergeleken met het oorverdovende zwijgen van de programma's in 1994 is de de toegenomen aandacht voor informatietechnologie natuurlijk winst. We kunnen de huidige samenleving niet begrijpen zonder daarbij de rol van de informatietechnologie te verdisconteren. Maar juist dat maakt het ontbreken van reflectie zo schrijnend. Van verkiezings-programma's kan men vanzelfsprekend geen doorwrochte analyses verwachten. Maar vanwege de verregaande implicaties van de informatietechnologie voor onze samenleving zou men op zijn minst enkele vingerwijzingen in die richting mogen verwachten. Het gebrek aan reflectie hangt ons inziens samen met de instrumentele visie op techniek die uit de verkiezingsprogramma's spreekt. In deze visie is techniek een neutraal middel om bestaande doelstellingen te realiseren. Aangezien alle grote partijen economische groei tot dogma hebben verheven, lijkt dan niets meer voor de hand te liggen dan een forse stimulering van de genoemde technologieën. En hetzelfde geldt voor de inzet van informatietechnologie voor de beide andere genoemde beleidsterreinen. De partijen gaan er blijkbaar vanuit dat het enige dat informatietechnologie onderscheidt van eerder gebruikte middelen is dat zij de bestaande doelstellingen op het gebied van onderwijs en politiek sneller en beter realiseert. Bij deze instrumentele visie op de techniek zijn echter wel wat kanttekeningen te plaatsten. In de eerste plaats merken we op dat technische middelen nooit neutraal zijn, maar altijd maatschappelijke en politieke gevolgen hebben. Technologieën weerspiegelen altijd de doeleinden, de belangen en de normen en waarden van hun makers, bezitters en gebruikers. Elke machine is, om een uitdrukking van Max Weber te gebruiken, 'gestolde geest'. Bovendien hebben technische artefacten ook hun eigen politieke agenda. We bedoelen daarmee dat ze vrijwel altijd talloze onbedoelde en onvoorziene gevolgen hebben voor de samenleving waarin ze hun intrede doen. De Industriële Revolutie vormt hiervan een schoolvoorbeeld. De stoommachine was meer dan een apparaat dat de tot dan toe agrarische samenleving in staat stelde bepaalde taken efficiënter dan voorheen uit te voeren. Hij speelde tevens een cruciale rol in het ontstaan van een op kapitaal en energie gebaseerde markteconomie en van nieuwe belangentegenstellingen en maatschappelijke klassen. Ook had deze nieuwe technologie enorme gevolgen voor het milieu en voor de woon- en leefomstandigheden van de bevolking, die massaal naar de industriesteden trok. De opkomst van de moderne techniek heeft ten slotte ook de politiek niet onberoerd gelaten. Politiek bestuur heeft in de moderne, industriële cultuur een technocratisch karakter gekregen. Politieke beslissingen moeten steeds vaker plaats maken voor technische probleemoplossingen. De ontwikkeling van technische hulpmiddelen wordt daarbij een doel op zich. De eerder genoemde ICT-beleidsvoornemens in de partijprogramma's vormen hiervan een goed voorbeeld. Naar het zich laat aanzien zijn de maatschappelijke gevolgen van de informatietechnologie zo mogelijk nog ingrijpender dan die van de stoommachine aan het eind van de achttiende eeuw. Hoewel de 'Informationele Revolutie' nog maar net is begonnen, tekenen de contouren van een nieuwe fundamentele transformatie van onze samenleving zich reeds af. Waar de industriële samenleving was gebaseerd op de productie en het beheer van energie, daar draait nu alles om de productie en het beheer van informatie. Dit brengt, zoals Manuel Castells in zijn monumentale driedelige studie The Information Age: Economy, Society and Culture (1996-8) op overtuigende wijze laat zien, een ingrijpende configuratie met zich mee van maatschappelijke organisatiestructuren, machtsrelaties en technologische beheersing. Organisaties zijn niet langer aan een geografische plaats gebonden, maar worden tot flexibele netwerken die zich steeds minder aantrekken van nationale grenzen en wetten. In deze mondiale informatienetwerken, waarin de financiële wereldmarkten de zenuwknopen vormen, worden kapitaal en arbeid voortdurend en razendsnel gerecombineerd in een jacht naar steeds hogere rendementen. Oververhitte beursindexen en exorbitante optieregelingen zijn hiervan het gevolg. Machtsuitoefening wordt in toenemende mate identiek aan de controle van de economische, politieke en militaire informatiestromen. En met de ontwikkeling van de medische tak van de informatietechnologie, de manipulatie en recombinatie van genetische informatie, wordt het menselijk lichaam en op termijn wellicht ook de menselijke geest tot het ultieme object van technologisch beheer. In het licht van deze verstrekkende gevolgen van de informatietechnologie is het op het eerste gezicht onbegrijpelijk dat de politieke partijen zich daar nauwelijks rekenschap van geven. Nadere beschouwing leert dat ook dit samenhangt met hun instrumentele kijk op de techniek. Onze tweede punt van kritiek op de instrumentele visie op techniek is namelijk dat deze visie een vorm van technologisch determinisme in de hand werkt. Wie er vanuit gaat dat technische middelen neutraal zijn, vooronderstelt dat de techniek zich autonoom, dat wil zeggen onafhankelijk van de maatschappij, ontwikkelt. De autonome ontwikkelingsgang van de techniek wordt dan opgevat als een onafwendbaar proces dat zich niet laat sturen. Wat technologisch mogelijk is, zal onvermijdelijk ook worden toegepast. Die onafwendbaarheid is echter een self-fulfillig prophecy. Wanneer we de ontwikkeling van de techniek geheel aan de techneuten overlaten, dan onttrekt haar ontwikkeling zich inderdaad aan onze invloed. Wanneer men daarentegen erkent dat iedere technologie zowel in de ontwerp- als in toepassingsfase een politieke en normatieve dimensie bezit, dan ziet men onmiddellijk het belang in van reflectie daarop, en wordt het bovendien mogelijk die technologieën in een gewenste richting bij te sturen. Wij overschatten de mogelijkheid om te sturen niet. Technologieën krijgen, wanneer ze eenmaal hun plaats in de wereld hebben veroverd, een eigen, moeilijk te beheersen dynamiek. Bovendien zijn de maatschappelijke gevolgen van nieuwe technologieën nooit volledig voorspelbaar. En naarmate we meer en op een fundamenteler niveau ingrijpen in de natuur en de cultuur, wordt deze onvoorspelbaarheid en onbeheersbaarheid enkel groter. Maar deze overwegingen onderstrepen slechts de noodzaak van een diepgaande en vroegtijdige reflectie op de maatschappelijke gevolgen van de informatie- en communicatietechnologie. Pleidooien de verdere ontwikkeling van de ICT te bevorderen, dienen zich rekenschap te geven van die gevolgen. Daarbij kan men zich niet vastklampen aan wijsheden uit het verleden en dient men misleidende metaforen te vermijden. Een van de meest verleidelijke, maar ook meest misleidende metaforen is die van de 'elektronische snelweg'. Toen de Amerikaanse vice-president Gore deze metafoor in 1993 introduceerde in zijn pleidooi voor de ontwikkeling van een National Information Infrastucture, sloeg hij daarmee drie vliegen in een klap. In de eerste plaats verhelderde het overbekende beeld van de snelweg een verschijnsel dat door zijn nieuwheid bij een groot deel van de bevolking nog onbekend was. Bovendien gebruikte Gore deze metafoor ook als legitimatie van zijn pleidooi. De metafoor herinnert aan de grote economische bloei die de aanleg van het Interstate Highway System in de jaren vijftig en zestig talloze regio in de Verenigde Staten heeft gebracht. Ten slotte appelleerde de metafoor op fraaie wijze aan de voor de American Dream kenmerkende pioniersgeest. Wilde Amerika de rush to the cyberfuture niet verliezen, zo luidde de boodschap van Gore, dan is het zaak onmiddellijk en grootscheeps te investeren in informatietechnologie. Ook in Nederland mag de metafoor van de 'elektronische snelweg' zich verheugen in een grote populariteit. Zo draagt het door het Ministerie van Economische Zaken gepubliceerde ICT-actie-programma de titel Elektronische Snelwegen, Van Metafoor naar Actie. Het probleem met deze metafoor is echter dat hij het 'postgeografische' karakter van de wereldwijde computernetwerken volledig miskent. De maatschappelijke effecten van deze netwerken zijn om die reden niet te vergelijken met die van betonnen wegen. Wie, zoals PvdA in zijn programma doet, ervoor pleit Nederland tot een elektronische mainport ('Brainport') om te vormen, dient te beseffen dat daarmee niet automatisch werkgelegenheid in Nederland wordt bevorderd. De in mondiale netwerken georganiseerde informatie-economie maakt het steeds eenvoudiger werkzaamheden uit te besteden aan lage-lonenlanden. Zo wordt op dit moment reeds een niet onaanzienlijk deel van de informatieverwerking en software-ontwikkeling in ons land verricht door (gedwongen) flexi-werkers in landen als India. En zonder twijfel staan we hier nog slechts aan het begin van een ontwikkeling. Het gaat ons hier niet om de vraag of deze vormen van ontwikkelingssamenwerking al of niet toegejuicht moeten worden. We willen hier slechts de noodzaak onderstrepen deze gevolgen van de informatietechnologie onder ogen te zien. Ook op de beide andere genoemde beleidsterreinen wordt nauwelijks stilgestaan bij de gevolgen van het gepropagandeerde beleid. Wie, zoals D66, een landelijk educatief netwerk wil ontwikkelen en het teleleren wil stimuleren, dient goed te beseffen dat digitale hypermedia geen onschuldige doorgeefluiken van kennis zijn. McLuhans slogan 'the medium is the message' mag dan overdreven zijn, dat het medium de inhoud de boodschap en de denkprocessen van de gebruiker sterk beïnvloedt, valt moeilijk te ontkennen. Wij scharen ons niet onder de cultuurpessimisten die beweren dat de effecten van hypermedia per definitie negatief zouden zijn. Ofschoon hypermedia afbreuk doen aan bepaalde verworvenheden van de traditionele geletterdheid, stellen ze de gebruikers anderzijds beter dan de traditionele media in staat greep te krijgen op de overstelpende hoeveelheid informatie die op hen afkomt. Het is echter ook hier zaak dat men zich rekenschap geeft van deze gevolgen. Daarbij mogen we niet uit het oog verliezen dat het gebruik van informatietechnologie de kloof tussen geschoolden en ongeschoolden niet dicht, maar eerder verbreedt. Wanneer men, zoals de VVD, informatietechnologie wil inzetten om de nationale, provinciale en gemeentelijke democratie te verbeteren 'zonder daarbij het principe van de representatieve democratie los te laten', dient men te beseffen dat informatietechnologie ook op dit punt een eigen politieke agenda heeft. Aangezien onze politieke institutie in het tijdperk van de stoommachine is ontstaan, staan haar niet minder drastische veranderingen te wachten dan de andere instituties uit die tijd. Zo heeft het huidige Internet bijvoorbeeld een bijna ingebakken voorkeur voor directe democratie. Evenmin valt goed in te zien hoe de territoriaal georganiseerde democratie te verenigen valt met het niet aan enig territorium gebonden Internet. En als financiële transacties in toenemende mate plaatsvinden in cyberspace, legt dat de bijl aan ons stelsel van belastingheffing: waar moet immers BTW worden geheven? Of kan onze belastingdienst dankzij de informatietechnologie internationaal diensten gaan aanbieden? Onze derde en laatste punt van kritiek op de instrumentele kijk op techniek geeft de politieke partijen nog een extra reden zich serieus te gaan verdiepen in de gevolgen van de informatietechnologie. Binnen de instrumentele opvatting wordt 'de' informatietechnologie vaak opgevat als een homogeen geheel. Dat is echter allerminst het geval. De informatietechnologie is een conglomeraat van uiteenlopende technieken en ontwerpen, die verschillende en soms zelfs tegengestelde maatschappelijke effecten genereren. Het Internet zoals we dat nu kennen, weerspiegelt, ondanks zijn militaire herkomst, in veel opzichten de anti-hiërarchische idealen van de jeugdcultuur uit de jaren zestig en zeventig. Hieraan ontleent het zijn democratische potentieel. Elektronische netwerken kunnen echter ook zodanig worden ontworpen dat ze onze financiële transacties en sociale interacties registreren en controleren op een wijze waarbij het toezicht van Big Brother in Orwells 1984 verbleekt. Informatietechnologie is in zijn algemeenheid goed noch slecht te noemen. Maar veel minder nog is zij neutraal. Bevordering van informatietechnologie is onvermijdelijk in de kennis- en dienstensamenleving die alle partijen zeggen te willen. Naar onze mening hoeft dat ook geenszins een slechte zaak te zijn. Maar dan dient deze bevordering wel gericht te geschieden op basis van inzicht in de aard, de implicaties en de wenselijkheid van de alternatieve mogelijkheden. Niet zo lang geleden zagen wij op de televisie premier Kok bij een opening van een manifestatie voor de jeugd tevergeefs proberen een computermuis als afstandsbediening te gebruiken. We kijken met spanning uit naar de ICT-paragraaf in het komende regeeracoord. ___________________________________________________________________________ Prof. dr. P.H.A. Frissen is hoogleraar bestuurskunde aan de Katholieke Universiteit Brabant Prof.dr. J. de Mul is hoogleraar wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam In opdracht van het ministerie van VROM verrichten zij momenteel een onderzoek naar de betekenis van het internet voor het openbaar bestuur. Dit artikel is daarvan een resultaat ___________________________________________________________________________ =-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= Prof.dr J. de Mul Department of Philosophy / Erasmus Universiteit Rotterdam / P.O.B. 1738 NL-3000 DR Rotterdam (Netherlands) Oostmaaslaan 950-952 / Rotterdam VOX: +31-10-408 8998/8965 FAX: +31-10-212 04 48 private tel/fax: +31-24-3584657 e-mail: j.demul@fwb.eur.nl website: http://www.eur.nl/fw/hyper/home.html =-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= -- * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet toegestaan zonder * toestemming. <nettime-nl> is een gesloten en gemodereerde mailinglist * over net-kritiek. Meer info: list@dds.nl met 'info nettime-nl' in de * tekst v/d email. Archief: http://www.factory.org/nettime-nl. Contact: * nettime-nl-owner@dds.nl. Int. editie: http://www.desk.nl/~nettime.